Ga niet te hard van start. Bij kou duurt het wat langer voordat je spieren zijn opgewarmd. Begin daarom in een rustig tempo, zodat je de kans op blessures zo klein mogelijk houdt.
Je lichaam heeft energie nodig om de temperatuur op peil te kunnen houden. Eet daarom voldoende voordat je aan je wandeling begint en neem zeker bij een langere wandeltocht energierijk voedsel mee, zoals energierepen.
Als het koud is, heb je meestal minder snel dorst. Je lichaam verliest echter ook bij kou vocht, onder andere via je ademhaling. Drink daarom ook in de winter voldoende tijdens wandeltochten, nog voordat je dorst krijgt. Een thermosfles is ideaal, want dan heb je zowel drinken als warmte bij je.
Bij gladheid is het verstandig om je wandeltechniek iets aan te passen. Zo voorkom je dat je uitglijdt. Wandel iets meer in een waggelende stijl, zoals een pinguïn. Zet kleine stappen, zonder dat je je voeten helemaal afwikkelt. Op die manier houd je contact met de grond. Er zijn zelfs speciale anti-slip zooltjes te koop, die je onder je schoen kunt binden. Ook wandelstokken geven je meer grip in de sneeuw of op een bevroren ondergrond.
Zeker als je 's middag wandelt, wordt het in de winter vroeg donker. Zorg ervoor dat je goed zichtbaar bent voor andere weggebruikers. In dit artikel lees je over verlichting voor wandelaars.
Na je wandeling
Laat je wandelschoenen na je tocht goed drogen, zeker als deze nat zijn geworden door de sneeuw. Droog ze niet met een warmtebron als een verwarming of föhn, want dit is is slecht voor het materiaal van je schoenen.
Tot slot: trek droge kleding aan en neem een warme douche.